Komende zondag, op 11 november 2018, herdenken we dat 100 jaar geleden officieel een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog. In een treinwagon in een bos bij het Franse Compiègne, circa 80 kilometer ten noorden van Parijs, werd die dag de wapenstilstand gesloten.
Ofschoon Nederland neutraal bleef tijdens deze 'Grote Oorlog', waarin zo'n 9 miljoen soldaten de dood vonden, verkeerde Zuid-Limburg in de geografische positie dat het midden tussen de strijdende partijen in lag.
"Onze provincie kwam tussen twee vuren te zitten", zegt Joost Reinaerts, vice-voorzitter van de PvdA in Heerlen. "De strijd was letterlijk te zien, te horen en zelfs te ruiken. Al snel na het uitbreken van de oorlog kwamen de eerste Belgische vluchtelingen bij Maastricht de grens over. Twee maanden later zaten er al bijna één miljoen gevluchte Belgen in Nederland, waaronder ook veel Belgische soldaten.
Onder deze gevluchte militairen bevond zich ook de metselaar Victor Mouligneau uit Hornu. Na zijn internering werkte Mouligneau als mijnwerker in de Limburgse mijnen en zou hij op 24 oktober 1918 ver van huis, in Heerlen overlijden.
Door de oorlog werd de vraag naar Nederlandse kolen plotseling een stuk groter. De Limburgse mijnen probeerden op allerlei manieren hun productie te vergroten en hierdoor steeg ook de vraag naar mijnwerkers. Zodoende werden ook Belgische soldaten vanaf eind 1915 in de Limburgse mijnbouw ingezet. Aan het eind van de oorlog werkten 3155 Belgische geïnterneerden in de mijnen. Uiteindelijk stierven vijftien Belgische militairen in Heerlen. Het merendeel nog géén maand voor de wapenstilstandsdag, want naast de Grote Oorlog hield in 1918 ook de Spaanse Griep flink huis in Europa.
Ter nagedachtenis aan deze militairen werd in 1925 op de begraafplaats aan de Akerstraat een monument opgericht. Het is een stille herinnering aan de Eerste Wereldoorlog."
Toen op 11 november 1918 de kanonnen zwegen en de Belgische geïnterneerden weer naar huis konden, was Europa veranderd. Ook Limburg en haar inwoners veranderden ingrijpend.
Limburg werd na honderd jaar eindelijk 'echt' Nederlands en was niet meer het 'wormvormig aanhangsel' van weleer. Om de industrie in het neutrale Nederland draaiende te houden, had de mijnbouw haar onschatbare waarde bewezen. In het laatste jaar van de oorlog draaide Nederland voor 75% op Limburgse kolen. 'Limburg helpt Nederland de oorlog door!' werd een bekende slagzin. De hoogtijdagen van de mijnbouw waren begonnen. Met een geschatte jaarlijkse bijdrage van 50.000 ton steenkool was de Belgische bijdrage hieraan substantieel.
De 'Belgen van Heerlen' lijken echter vergeten. Dat is jammer, vindt Joost Reinaerts. "Want wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst. Vergeten lijkt ook dat het deze Belgische geïnterneerden waren die als stakingsbrekers ingezet werden toen op 21 juni 1917 door de Socialistische Mijnwerkersvakbond een staking voor loonsverhoging en een achturige werkdag uitgeroepen werd. Vergeten lijkt tenslotte ook dat de Belgische soldaten zich solidair verklaarden met de Nederlandse mijnwerkers onder de noemer ‘viva la solidarité’. Dat was zeker niet zonder risico. Want de Belgen wisten dat bij deelname aan deze staking terugkeer naar een groot interneringskamp in Zeist voor zowel staker als gezin dreigde. Wat dan ook gebeurde in de nacht van 25 op 26 juni 1917.
Afgelopen maand was het de ‘maand van de geschiedenis’, met dit jaar als thema ‘opstand’. Hoewel er in deze regio veel aandacht is voor het mijnwerkersverzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en de mijnwerkersopstand van vakbondsman Hub Cobben lijken wij deze 'Belgen-opstand' over het hoofd te zien. Toch zou het goed zijn als we ook een eerbetoon brengen aan de vergeten Belgen van Heerlen. Zeker óók omdat 2018 in het teken staat van honderd jaar einde Eerste Wereldoorlog."