Jan Al, de ‘man van de bananen’

Ze zijn er gelukkig nog, de “oer–Heerlenaren” van voor de oorlog. Mensen die in Heerlen geboren zijn en in dit geval al ruim 82 jaar in Heerlen zijn blijven wonen.

Onze gast van vandaag kun je omschrijven als een ‘cultfiguur’ van de stad. Hij was bijna 50 jaar een van de bepalende gezichten op de Heerlense markt. Wij zijn in gesprek met Jan Al, bij de oudere Heerlenaren wel bekend als ‘de man van de bananen’ die hij op de markt verkocht. En het is een boeiend verhaal.

Eerst even voor de jongeren: Wie is Jan Al?

Ik ben 82 jaar geleden geboren in vroedvrouwenschool op de Heerlerbaan. En tot op de dag van vandaag woon ik nog in Heerlen. Heerlen is mijn stad. Ik heb twee dochters en drie kleinkinderen, Sven een jongeman van 27 jaar, Omar van 24 jaar en kleindochter Hycia 21 jaar. En een achterkleinkind, een jongetje met de naam Mika die op tweede kerstdag is geboren. En het hebben van kleinkinderen en een achterkleinkind laat je beseffen dat je toch wat ouder bent. Maar van de andere kant houdt dat fantastische contact met ze me weer jong!

Hoe zag het gezin eruit waarin u bent opgegroeid?

Laat ik beginnen met mijn ouders. Mijn vader komt uit Alkmaar en verkocht net als zijn vader groente en fruit. Heel origineel, met een rijnaak waarmee hij de klanten bezocht. Hij leerde mijn moeder kennen die werkte als dienstmeisje in de Jordaan. Op een gegeven moment hebben mijn ouders het besluit genomen om naar Bleijerheide te verhuizen waar mijn vader op de mijn ging werken. En mijn moeder ging venten met gedroogde vis. Jan herinnert zich in dit verband een gedenkwaardig feit dat het gezinsleven zou veranderen. De vader van Jan moest op een zondag een extra dienst draaien op de mijn. Maar daar stak moeder Al een stokje voor: Jans vader moest mee naar de mis en dus meldde hij zich af bij de mijn. Later die dag kregen de ouders te horen dat er in de pijler waar de vader van Jan die zondag zou moeten werken een ongeluk was gebeurd en er naast gewonden ook 2 doden waren gevallen. Vanaf die dag is vader Al nooit meer naar de mijn gegaan! Maar omdat er brood op de plank moest komen kocht de vader van Jan een paardje en pakte hij zijn oude beroep weer op door voortaan weer met groente en fruit langs de deuren te gaan.
Op een gegeven moment zijn mijn ouders verhuisd naar de Molenberg en zijn toen naast het venten ook op de markt hun waar gaan verkopen. En in deze tijd ben ik geboren.

Nog vóór de oorlog zijn mijn ouders een winkel begonnen, vertelt Jan, en daarnaast stonden zij op de markt. Naast mijn ouders bestond ons gezin uit mijn 4 broers en 3 zussen. Co, heeft ook op de markt gestaan en had een winkel, zijn bijnaam op de markt was de ‘bananenkoning’. Mijn broer Nic was bij de beroepsbrandweer, onze Wiel stond zelfstandig op de markt met groente en fruit en is ook nog langs de deuren gegaan, samen met zijn vrouw. Later is hij chef in-en verkoop groente en fruit geweest in de supermarkt bij V&D. Ton is naar Duitsland gevlucht, hij is later mijnwerker geworden en uiteindelijk heeft hij mij geassisteerd op de markt. En ik had dus nog 3 zusters, Catrien, Sien en Riet. Van al mijn broers en zusters is alleen mijn zus Riet nog in leven, zij wordt 88 jaar.

U heeft de oorlog dus nog bewust meegemaakt?

Ja, ik kan mij nog heel goed herinneren dat we op een gegeven moment een enorm geluid hoorden en wij als kind zijn gaan kijken waar dit vandaan kwam. Het was de ‘intocht’ van de Duitse militairen in Heerlen. Een beeld dat ik nooit meer zal vergeten. Ik wil over deze tijd eigenlijk niet veel vertellen, behalve een anekdote van mijn moeder uit de oorlog. Op een gegeven moment kwamen gevangenen, begeleid door de Duitse militairen, te voet door de stad. Mijn moeder had een teiltje water neergezet en gaf de gevangenen te drinken. Maar plotsklaps stond een Duitse soldaat voor haar en richtte zijn geweer op mijn moeder, zij moest direct stoppen met het verstrekken van water anders… Maar dat verliep ook anders, een Duitse officier te paard zag dit gebeuren en kwam in galop naar de soldaat toe en beval hem direct te vertrekken. Mijn moeder mocht gewoon doorgaan met het uitdelen van water aan de voorbijtrekkende gevangenen. Maar ook de Duitse officier kwam van zijn paard om
zijn veldfles te vullen met vers water.

Wanneer was het moment dat u betrokken werd bij de markt?

Och, dat was al heel vroeg. Toen ik 5 jaar was zat ik op school bij de nonnen en als ik daar klaar was ging ik naar mijn moeder op de markt, ik moest daar altijd wachten op mijn oudere zusters die mij dan mee naar huis namen. En met 7 jaar ging ik al mee naar de markt om te helpen, vaak op zaterdag. Zo ben ik er helemaal ingegroeid.
Ik zal je vertellen dat ik er zo bij betrokken was dat ik ook weleens bij ons paardje in de strobak ging slapen. Dus als ze mij kwijt waren, was de eerste gang van die me zochten naar het paardje.

Toen ik zo’n 11 à 12 jaar was breidden mijn werkzaamheden zich uit. Tijdens de kermissen stond ik zelfstandig onder andere druiven te verkopen, en ging ik zelf naar de markt met de handkar. Wij verkochten ook kerstbomen en hulst; de hulst werd in Polen gekocht en zat in grote juten zakken, en wij als kinderen moesten daar dan bosjes hulst van maken voor de verkoop.

Op mijn dertiende kwam de kentering in mijn leven. Op een nacht maakte mijn moeder mij wakker omdat mijn vader duidelijk niet in orde was. Zijn mond stond helemaal scheef en hij mankeerde ook nog andere dingen. Achteraf bleek dat hij een beroerte had gehad. Hij is toen direct naar het ziekenhuis gebracht waar hij 4 tot 5 weken heeft gelegen. Vervolgens werd hij voor verzorging naar de broeders in de Gasthuisstraat gebracht. Maar al die tijd hadden wij geen inkomen. Ik zat toen in de zevende klas en moest nog één jaar om de school af te maken. Dan was ik 14 jaar en kon ik aan de slag. Dus mijn moeder had de handen vol aan mijn vader en er kwam geen dubbeltje binnen. Ik ben toen naar de hoofdmeester thuis geweest, heb hem de situatie uitgelegd en hem gevraagd of ik niet vervroegd van school af mocht om de taken van mijn vader over te nemen zodat er weer geld in het laatje zou komen. De hoofdmeester moest er even over nadenken, maar na enkele dagen later kreeg ik te horen dat hij het goed vond en stond ik als 13-jarige mannetje zelfstandig op de markt.

En voor een lange tijd! Hoe heeft u dit ervaren?

Jan Al
Jan Al in actie in de jaren 1950 – 1955

Man, dat was prachtig! Dat was mijn leven! Omgaan met mensen, in de buitenlucht, geweldig. Maar het was ook zwaar, rond 3 uur half vier ‘s morgens stond ik op, at een boterham en ging naar de markt want tegen 5 uur kwamen de grossiers en kon ik mooi alles daar neer laten zetten zodat er niet gesleept hoefde te worden. Om nog wat bij te verdienen, zeker als kind, ruimde ik op en verzamelde ik lege kratten die iedereen mij wel gunde, dat was een mooie bijverdienste.

 

En dan brandt Jan helemaal los over zijn passie: de markt. Over de mijnwerkers die na het werk op de fiets met de pungel bij hem groente en fruit kwamen kopen. Of over de winkelmeisjes van Vroom & Dreesmann en Schunck die in hun pauze voor 5 cent een appel of peer bij hem kwamen halen. In ruil daarvoor kreeg Jan dan de deksels van de witte dozen die hij dan weer gebruikte om de prijzen op te schrijven.
Deze meisjes kregen een vriend, trouwden, en kwamen met hun man nog steeds naar de stand van Jan op de markt. Later kregen zij kinderen en die werden ook meegenomen naar Jan. En zo zijn hele generaties blijven komen kopen. Hij komt ze nog weleens tegen in de stad.
Of neem zijn verhaal over de tijd dat de tram nog door Heerlen reed, dat mensen met de tram naar de markt kwamen om bij hem te kopen. Dat de politieagenten er toen nog stonden om het verkeer te regelen als bijvoorbeeld de tram kwam. En hoe hij bij een cafébaas had kunnen regelen dat de agenten in de winter een kopje erwtensoep kregen. Maar hij kon ook boos worden. Hij vertelt hoe ze met een groep van zeven ondernemers op de markt stonden, en deze wisselden conform afspraak regelmatig van plaats. Een van deze zeven was de vader van Cor Gubbels. Op een gegeven moment stonden er ook bouwketen bij de markt, voor de aanleg van de Promenade, niets mis mee. Maar toen ze begonnen te slopen was het een-en-al stof en zij hadden alles uitgestald, dus open en bloot liggen. Jan is toen gaan vragen of ze ook rekening met hun wilden houden, maar dat was onbespreekbaar, er kwam geen reactie en ze gingen gewoon door. Maar omdat ze een goede relatie hadden opgebouwd met de politie in Heerlen, misschien wel door die erwtensoep, namen ze contact op met de sterke arm en was het zo gepiept. De werkzaamheden werden direct stilgelegd en ze mochten alleen nog worden voortgezet als van te voren met water werd gesproeid. Ik zeg niet dat vroeger alles beter was, maar de binding van de marktmensen
onderling en ook met bezoekers van de markt was heel groot. Toen kon je ‘s nachts nog je kerstbomen op de markt laten liggen, dat is tegenwoordig toch ondenkbaar. Wij van de markt steunden ook de mensen die het nodig hadden. Dat was toen de normaalste zaak van wereld. We kregen adressen van de Zonnebloem en rond de feestdagen ontvingen deze mensen van ons een kratje met allerlei artikelen, met onder andere groente en fruit.

Op een gegeven moment stond ik op twee markten, vervolgt Jan. In Heerlen en in Kerkrade. Ik ging 1 keer per week naar Kerkrade, en mijn moeder en mijn zus stonden in Heerlen op de markt. Dan was het aanpoten, 2 markten opbouwen, dan naar Kerkrade. Was je klaar: alles afbreken en opbergen en naar Heerlen. Het was heel hard werken. Je moest het met plezier doen anders redde je het niet. Daarom zeg ik, en ik denk dat ik ook spreek namens andere collega’s van mij die op de markt hebben gestaan: Is het niét je passie, begin er dan niet aan!

Je bouwt er wel leuke en mooie sociale contacten op. Als voorbeeld noemt Jan een gezin dat bij hem kwam die een gehandicapt zoontje hadden, Guus. En die Guus kroop altijd onder mijn kraam door om te komen helpen, wat voor mij geen enkel probleem was. Guus kwam een paar minuten en zo goed als het ging stond hij naast mij. Op een gegeven moment kwamen Guus en zijn ouders niet meer. Ik heb ze jaren niet meer gezien. Wat bleek, Guus was in het westen van het land opgenomen in een instelling die gespecialiseerd was in begeleiden van mensen zoals Guus. En gezien de afstand zijn de ouders toen verhuisd om in de buurt van Guus te kunnen zijn. Heel veel jaren later komt er een jongeman onder de kraam gekropen en wat denk je … Dat was Guus. Het was een weerzien zonder einde, we hebben samen staan dansen achter de groenten en het fruit. En weet je, Guus was sprongen vooruit gegaan. Man, man, wat was dat mooi. Ook dát was de markt!

Hoe kijkt u terug op het leven?

Ondanks de tegenslagen en mijn ziektes kan ik terugkijken op een mooi leven. Als jongeman heb ik een hele mooie tijd gehad, hard werken maar ook stappen. Was wel een korte tijd maar toch leuk. Tijd voor hobby’s was er niet. Ik was lid van de zwemvereniging ZON en ik voetbalde bij VVH, maar ik ben ermee moeten stoppen omdat ik op de markt stond. Ook met feestdagen was je nog vaak aan het werken, niet op de markt zelf, maar het schoonmaken van de loodsen enzovoorts. Maar nogmaals, met alle plezier; het heeft mij mijn leven ook mooi gemaakt.

Het was een leven van hard werken, de markt heeft mij veel moois, goeds en plezier gebracht. Een goed sociaal leven met ook veel emotionele momenten. Nadat ik afgekeurd werd en niet meer mocht werken ben ik nog als vrijwiligger actief geweest. Ik heb 10 tot 11 jaar lang maaltijden bezorgd die gemaakt werden in Douvenrade. Ergens moet er nog een foto zijn waaop ik de sleutels krijg van een auto die in die tijd gesponsord werd om de maaltijden te kunnen bezorgen. En dan was daar weer de passie! Ik heb in mijn leven leuke mensen leren kennen, maar heb van de andere kant toch ook veel tegenslagen alléén moeten verwerken.

U woont meer dan 80 jaar in Heerlen, wat kunt u ons vertellen?

Ik heb Heerlen na de oorlog opgebouwd zien worden tot een bloeiende stad, maar de laatste jaren is mijn stad weer heel ver afgegleden!!
Mijn ervaring is dat veel Heerlenaren de stad ontvluchten, onze stad is dood. Leegstand, parkeertarieven waardoor mensen hun inkopen gaan doen daar waar ze niet hoeven te betalen, geen sfeer en geen gezelligheid. Alleen het Pancratiusplein en de directe omgeving waar nog wel gezelligheid is. Je ziet na sluitingstijd bijna geen mens meer lopen in Heerlen. Dat moet toch te denken geven.

Hoe zou u dit gesprek willen afsluiten?

Zonder emotioneel te willen zijn, de mooiste zin om het gesprek mee af te sluiten zijn de woorden van mijn kleinkinderen: ‘Opa, wij houden van u!’

Al met ‘Al’ een boeiend gesprek, met een markante Heerlenaar, een mensen–mens. Met boeiende en realistische verhalen, een unieke kijk op het leven en een ras-optimist.

 

Interview en tekst: Hein Smith