Staatssecretaris: extra geld voor aanpak kinderarmoede

Foto: Heerlen.nieuws.nl

Maandagmiddag 27 maart bezocht staatssecretaris Jetta Klijnsma Heerlen om met eigen ogen te zien hoe de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs hier – samen met de gemeente – kinderarmoede aanpakken.
Zij bezocht het fiets- en kledingbankproject in de buurthulplocatie Heerlerbaan. Hier zijn de kinderen niet alleen werkend-lerend actief, maar zorgen zij er bovendien voor dat ook andere kinderen ‘mee kunnen doen’.

Kinderarmoede

Tevens bracht de staatssecretaris de boodschap dat er de komende jaren extra geld wordt vrijgemaakt om kinderarmoede aan te pakken. Zo kan Heerlen jaarlijks een bedrag van 700.000 euro gaan uitgeven om de kinderarmoede aan te pakken. En dat is, helaas, hard nodig. Heerlen staat hoog genoteerd in het rijtje van gemeenten met het hoogste aandeel kinderen in bijstandsgezinnen. In december 2015 stond Heerlen met 14% op de derde plaats, achter Rotterdam en Amsterdam.

Achtergronden

De ambitie is dat álle kinderen in Nederland moeten kunnen meedoen. Geldgebrek mag geen reden zijn om aan de zijlijn te staan. Daarom willen het rijk en de gemeenten dat ook kinderen tot 18 jaar uit gezinnen met een laag inkomen mee kunnen doen.

Om die ambitie waar te kunnen maken stelt de overheid extra middelen beschikbaar: gemeenten krijgen daarvoor 85 miljoen euro. En om er voor te zorgen dat de hulp ook écht bij de kinderen terecht komt worden die middelen zo veel mogelijk in natura verstrekt.

Dat doet de gemeente niet alleen. Ze werkt samen met stichtingen “die verstand van zaken hebben” zoals de staatssecretaris het vanmiddag verwoordde. In Heerlen zijn dat verschillende maatschappelijke organisaties. Onder andere de Stichting Leergeld, Jeugdsportfonds, Jeugdcultuurfonds, Jarige Job, Kledingbank, en de Voedselbank.
Ook bestaat in Heerlen nog steeds het ‘schoolzwemmen’, en is het lidmaatschap van de bibliotheek gratis voor kinderen tot 18 jaar.

Méér doen

Door deze extra financiële middelen kan de gemeente Heerlen méér gaan doen. Uitgangspunt is dat ieder kind mee moet kunnen doen aan minimaal 1 school-gerelateerde en 1 niet school-gerelateerde activiteit per jaar. Om zo veel mogelijk kinderen te bereiken, wordt samengewerkt met alle scholen en onderwijsinstellingen in de stad.